TIZOC KONING DER AZTEKEN 1482-1486 | Kort verhaal, uit de bundel 'Doodeenvoudig', geschreven op 18-11-1981, naar aanleiding van een bezoek aan de 'Aztekentempel Tizoc' in Ede. Auteur: Allard Bijlsma.
Theodorus vergezelt mij vanavond naar een groot feest in de kelder van een oud hotel aan de Amsterdamse Weg. Nog nooit ben ik daar geweest, alleen weet ik dat nette kleding daar verplicht is, maar wat is dan wel nette kleding? Hoor, daar komt Theodorus de trap opstommelen, eens kijken hoe net hij erbij loopt ... Kijk kijk, nou dan heb ik toch persoonlijk wel een ander idee over 'net' Hij is gekleed in een vale spijkerbroek met slobbertrui en de button die hij draagt slaat echt wel alles; de tekst is 'Piss Off'; ik heb er geen idee van wat dat betekent, wel heb ik ooit eens op school geleerd dat álle buttonteksten negatief en verwerpelijk zijn. De leraar ging toen zelfs zo ver te beweren dat álle buttondragers tot het uitschot van deze maatschappij behoren, hij zag het verschijnsel button als een brandmerk voor de drager ervan. Rond half negen begeven Theodorus en ik ons per taxi naar het betreffende feest. Ik heb mij in een diepzee-blauwe colbert gestoken dat ik speciaal voor deze gelegenheid heb gekocht, mijn andere pakken vind ik niet direct geschikt voor deze avond. Al snel zijn wij ter plaatse, als we aanbellen worden we binnengelaten door een potige portier. Onze jassen moeten we afgeven, vervolgens verwijst men ons naar beneden, misschien is het eerlijker als ik zeg dat men ons geen andere keus laat ... Naar de andere zalen mogen wij blijkbaar op straffe van ik weet niet, niet gaan. Beneden gekomen blijf ik even doodstil staan, we betreden een griezelig ogende ruimte. Alle wanden en de vloer zijn betegeld met mozaïekjes, niet zomaar in leuke figuurtjes, nee het zijn allemaal enge vormen, meest slangen-figuren. Het meest opvallend in de ruimte zijn grote, metershoge beelden die op verschillende plaatsen staan opgesteld. Monsterachtige zittende figuren zijn het, één heeft een grote kroon op zijn hoofd, dat moet een koning zijn en eensklaps herinner ik me zijn naam, dat is Tizoc! De naam ontschiet me voor ik er erg in heb en het vreemde is dat het lijkt alsof zijn ogen nu even bewegen, vreemd is dat. Ik begroet nu de twee organisatoren van het feest: Ronald en Rob. Buiten hen en de barkeeper en de diskjockey is er nog niemand in de kelderruimte aanwezig. Daar komt snel verandering in als snel achter elkaar de andere gast c.q. feestvierders naar beneden afzakken. Niemand schijnt iets te merken van het vreemd angstige gevoel dat mij heeft bekropen, iedereen doet zoals altijd, er is niets vreemds hier ... Ik loop eens op de diskjockey af om hem eens te vragen wie al die andere beelden voorstellen, voor mijn ogen zie ik hem na mijn vraag enigszins verbleken en hij wil over dit onderwerp niets loslaten. En mij bekruipt voor de tweede maal die avond de vraag of die beelden ervoor dat ze een meer verklaarbare Ik besluit het feest even te is en loop terug naar boven.
Niet helemaal terug naar de ingang ga ik maar even ervoor blijf ik in een donkere hoek staan, waarom eigenlijk? Ik kijk toe wat er daar bij de ingang gebeurt en dat blijken hele vreemde zaken te zijn, buiten de deur waardoor Theodorus en ik deze avond naar binnen zijn gekomen blijkt er nog een tweede deur te zijn. Hierdoor komen ook figuren naar binnen, met recht figuren want ze zijn zeer vreemd uitgedost, ze dragen lange gewaden en allen hebben ze maskers op. Op hun kleding ontdek ik steeds weer slangenmotieven die ik in de kelder ook in de mozaïeken had ontdekt. Wat komen die figuren hier doen? Wat gebeurt er hier achter gesloten deuren? Nooit komen gasten voor ons feest tegelijkertijd met die vreemd uitgedoste figuren binnen, ik moet dan ook wel de enige zijn die van dit gebeuren op de hoogte is Ik kijk om me heen, wat zal ik gaan doen? Verderop zie ik wat deuren die ik nog niet eerder heb bemerkt, één ervan is niet gesloten en ik kijk eens om de hoek, niets te zien, wel ruik een vreemde geur die in het vertrek hangt. Omdat ik de gang nieuwe gasten hoor aankomen ga ik snel naar binnen en sluit zachtjes de deur. Tot mijn verwondering bemerk ik dat het binnen toch niet geheel donker is, een eindje verderop zie ik een zachtroze schijnsel waar ik me heen begeef, de vreemd zoete geur moet daar ook vandaan komen want de geur wordt alsmaar sterker. Bij de opening aangekomen waar het licht vandaan komt blijf ik voorzichtig staan, ik kijk door de opening en blijf dan overweldigd door wat ik zie staan kijken. Bijna onbeschrijfelijk is het wat ik daar beneden me zie; onder mij ligt een enorm grote zaal, zachtroze verlicht, overal zie ik figuren in lange gewaden die geknield liggen voor beelden zoals die er in de kelder ook stonden, alleen nu groter, veel groter en het wonderlijke is dat ze bewegen, ze leven! Ze maken langzame bewegingen als waren ze in trance, de dikke armen zijn kruislings voor de borst gevouwen, de ogen van de beelden (zijn het Goden?), lichten helder op. De zaal wordt omgeven door lichtblauwe gordijnen, aan het plafond hangen honderden zilveren bollen met daarop kleine zilveren vlakjes die het roze licht weerkaatsen op de figuren die op de grond geknield liggen.
Sommige bollen zijn niet van zilver, zij bestaan uit schilderingen, schilderingen in bolvorm van slangen en tempels ... Tempels!! Nu weet ik waar ik die beeltenissen eerder heb gezien: het zijn beeltenissen van Aztekentempels en de bekende koning Tizoc, die hun koning was, in de 13e eeuw. Zou ik hier dan in een Aztekentempel zijn beland ik kan het me als modern denkend mens moeilijk voorstellen Maar kijk, er gaat iets gebeuren één van de Goden verheft zich van zijn troon, hij wijst naar de knielende figuren die langzaam opstaan en zich schuifelend naar achteren begeven. Tot dit moment heeft er zich vanuit de ruimte mij niet één geluid bereikt, alleen nu het schuifelen van de knielende figuren. Maar hoor, nu klinkt er een gezang op, het geluid vult de zaal, eentonige klanken zijn het in een taal die ik niet kan verstaan. Dan openen zich deuren die ik nog niet eerder heb gezien, de figuren in de zaal wijken uiteen, daar worden een soort opgesierde brancards de zaal binnengedragen door zeer mooi uitgedoste figuren met grote maskers op. Anderen maken een groot vuur, midden in de zaal, doodstil is het nu weer geworden, het vuur verspreidt een vurige gloed door de ruimte, ik kan alles nu ook beter zien. Nu komt er een opperpriester naar voren, hij is van de stellagedragers het mooist gekleed, een zilverkleurige mantel draagt hij met lichtblauwe slangen erop, op zijn hoofd draagt hij een kunstwerk dat uit drie lagen schijnt te zijn opgebouwd. Hij loopt op de stellage af en maakt onderwijl een beweging met zijn rechterhand; het gezang klinkt nu weer op, harder nu en opruiender, de zangers wiegen langzaam heen en weer. De opperpriester tilt nu met behulp van een andere drager een gestalte van de stellage, ja het is een mens!
Het eentonige gezang klinkt harder nu, steeds maar harder, de zaal lijkt te bewegen door de deinende massa, de ogen van de koning fonkelen als nooit tevoren Het hoogtepunt breekt aan; de persoon wordt op het vuur gelegd nu en wat dan gebeurt zal ik heel mijn leven niet vergeten ... De persoon in het vuur beweegt plotsklaps zijn benen, met zijn armen slaat hij om zich heen als wil hij ontsnappen uit de vlammenzee, de figuur moet nog leven! Wat gebeurt er toch hier vraag ik me wederom af, worden er hier levende mensen verbrand? Hier midden in de beschaafde wereld, ja er moet zich hier wel een afschuwelijke tragedie plaatsvinden ... Kijk, een tweede persoon wordt op een stellage binnengedragen, wat kan ik doen? Niets! De persoon wordt ook nu weer opgepakt, het gezang welt weer op maar dan klinken er ineens twee woorden door de zaal: “cama-ára rèstora”. Hoor, het eentonige gezang gaat over in opzwepende liederen, de figuren dansen rond het vuur; de persoon die in het vuur geworpen zou worden wordt losgemaakt en ook hij danst mee, in een lang gewaad dat ook hem is omgehangen; koning Tizoc moet hem het leven geschonken hebben. Ik voel mij hier zo boven deze dansende massa ondragelijk worden en besluit zo snel mogelijk weg te gaan. Zonder dat iemand mij bemerkt kom ik weer in de kelder waar ik nu zelf in een dansende menigte belandt, ik denk dat er nu zo'n 85 mensen zullen zijn. De muziek staat na de betrekkelijke rust die ik boven mocht 'genieten' vreselijk hard maar je weet hard: harde muziek is modern, dus hard moet! Al gauw bemerk ik dat niemand mijn afwezigheid heeft gemerkt. Al met al moet ik bij mezelf bekennen, dat ik me toch niet zo prettig meer voel. Vooral niet omdat ik steeds het idee heb dat het beeld van Tizoc mij constant aankijkt als wist hij wat ik daarboven gezien heb. Plotseling gebeurt er iets dat niemand, zelfs niet na mijn wederwaardigheden, voorzien had. De achterwand van de kelder schuift langzaam in twee delen uiteen, het licht valt uit; feestvierenden kijken verdwaasd naar wat erna gebeurt. In het zachtroze licht zien we het Tizoc bewegen, zijn rechterarm maakt een gebaar. Alle beelden in de kelder komen nu tot leven, de vele slangen die in de mozaïeken waren verwerkt bewegen zich tussen de feestvierders door. Niemand durft meer te bewegen, weer hoor ik dat eentonige gezang, twee van de figuren die ik eerder zo'n stellage had zien dragen komen langzaam aanlopen, tergend langzaam ... Het licht valt nu geheel uit, niemand ziet meer iets, links en rechts wordt er gegild; de meesten zijn daar zelfs niet toe in staat. Het is alles zo onwerkelijk ... Dan gaat plots de gewone verlichting weer aan, alles is nu ook weer bij het oude, alsof er niets gebeurd is, is er dan wel iets gebeurd? Naast mij hoor ik Erna, de vriendin van zeggen: "Waar in Ronald gebleven?” Ik kijk ook eens om me heen, nergens te snel kijk ik op de wc's: nergens! Mij bekruipt plots een idee dat de adem doet stokken: die twee doodsdragers!
Zonder op adem te komen ren ik naar boven en als ik niemand zie begeef ik me weer in de kamer waar ik die avond al een flinke tijd had verbleven. Toen had ik ook een lang dik touw in een hoek zien liggen tussen de rommel, dat pak ik nu en loop snel naar de roze oplichtende opening. Daar zie ik dat ik al te laat ben, de twee dragers hebben hun doodsstellage al voor het vuur gebracht, wat kan hem nog redden? Ronald wordt door de opperpriester opgepakt en dan bespringen mij ineens twee woorden die ik in opperste wanhoop uitschreeuw: "cama-ára rèstora". Het effect is boven verwachting, net als die andere keer welt er een loflied op, Ronald wordt bevrijd en even later opgenomen in de dansende massa. Wat doet de koning? Ik hand opheffen als wilde dan zakt hij weer ineen, mislukt! Ik houd Ronald in de gaten en als hij zich ineens vlak onder mij bevindt roep ik zijn naam: "Ronald!". Ik gooi hem het touw toe en voor de niet begrijpende figuren iets kunnen doen haal ik hem naar boven gered! Snel gaan we naar de portiers waar we woedend ons beklag doen: “afschuwelijke dingen gebeuren hier!" Niet begrijpend leidt één der portiers ons naar de grote zaal die wij bedoelen. Totaal verbluft kijken we daar naar binnen het enige wat we horen is loeiharde discomuziek waar een groot aantal jeugdigen zich op voort beweegt. Wel zien we overal van die grote beelden maar die zijn net zo dood als die in de kelder. Andere ruimtes zijn er niet, zo verzekert ons de portier zodat er voor ons niets anders op zit dan ons weer in de kelder te vervoegen. Even wil ik nog die ene deur door maar die blijkt (nu) op slot te zitten We vertellen niemand iets van het voorgevallene, wie zal het geloven? Zo wordt deze feestavond een groot succes, die stunt met die beelden en die slangen vindt men wel het hoogtepunt van de avond, een gratis bezoek aan het spookhuis ...
Ik voel mij niet zo geweldig meer die avond; ik kan mij niet aan het idee onttrekken dat het beeld van Tizoc mij nu nog indringender aanstaart. Als ik wegga geef ik het beeld een onverhoedse schop tussen zijn ogen; het beeld glimlacht enkel... Sinds die avond word ik gekweld door afschuwelijke pijnen in mijn rechtervoet. Eigen schuld zal jij zeggen ...
Tizoc, anno 2021. Foto: (c) Allard Bijlsma.